Cansu was 33 jaar oud en 33 weken zwanger, toen ze de diagnose borstkanker kreeg.
“Ik voelde me schuldig tegenover de kleine. Bang om hem zonder moeder achter te laten. Soms dacht ik: Had ik wel zwanger moeten worden? Ik verloor mijn moeder aan kanker. En nu had ik het zelf. Elke avond lag ik huilend in bed, piekerend over wat zou komen.”
33 jaar en 33 weken zwanger, dan is kanker wel het laatste waar je aan denkt.
In 2021 kreeg ik de diagnose meningeoom, een goedaardige hersenvliestumor. Gelukkig konden ze deze tumor succesvol verwijderen tijdens een lange en, spannende operatie. Langzaam kreeg ik weer vertrouwen in mijn lichaam, al ging dat niet zonder slag of stoot. In datzelfde jaar verloor ik mijn moeder aan kanker, op slechts 56-jarige leeftijd. Ik mis haar nog elke dag, en haar gemis wordt met de tijd alleen maar groter.
De gedachte “Wat als ik ook ooit kanker krijg?” spookte regelmatig door mijn hoofd. Die angst bleek helaas niet ongegrond. Ik wist ergens dat het ooit zou gebeuren, maar nooit had
ik gedacht dat het zó snel zou zijn en al helemaal niet tijdens mijn zwangerschap.
Een rollercoaster van hoop en verdriet
Samen met mijn partner droomden we ervan om ouders te worden, onze allergrootste wens. In 2023 werd ik voor het eerst zwanger, maar helaas eindigde die zwangerschap in een miskraam. Het verdriet was groot en ik vroeg me af of het ons überhaupt gegund was. Gelukkig raakte ik niet veel later opnieuw zwanger. Toch bleef ik bang: zou mijn lichaam me wéér in de steek laten? Langzaam begon ik, na goede echo’s en het voelen van de kleine, meer te genieten. Met 32 weken had ik vakantie en genoot ik elke dag van het heerlijke friemelen in de babykamer en het voorbereiden van alles voor de komst van de kleine.
Een verdikking in mijn borst
Elke maandag ging ik zwangerschapszwemmen, heerlijk ontspannen, gezellig en goed voor mijn lichaam. Die avond ging het in het bubbelbad over borstvoeding, iets wat ik heel graag wilde geven. Thuis besloot ik te voelen of ik misschien al wat melk produceerde die ik eventueel zou kunnen opvangen. Toen ontdekte ik per toeval een verdikking in mijn linkerborst. Het deed geen pijn, dus ik dacht aan een melkklier en masseerde het weg. Althans, dat hoopte ik. Maar de verdikking bleef, achteraf gezien bijna ironisch dat ik dacht dat ik het wel even kon wegmasseren.
Na twee dagen begon ik te twijfelen en belde ik de huisarts. Zij voelde ook iets en dacht zelf aan een cyste. Voor de zekerheid kreeg ik een doorverwijzing voor een echo in het ziekenhuis. Tijdens het onderzoek stelde de arts voor om biopten te nemen van het plekje in mijn borst. En ook een punctie van mijn oksel, omdat daar verdikkingen zichtbaar waren. Nog steeds dacht ik er niet veel van. Iik zat in mijn zwangerschapsbubbel. Achteraf gezien hadden we toen al moeten beseffen dat het serieus was, maar op dat moment drong het gewoon niet door. Ik kreeg een afspraak voor de uitslag in de week erop. Ik dacht nog: Waarom bellen ze me niet gewoon? Tot ik op zaterdag mijn medisch dossier inkeek. Met een paar klikken op Google zag ik de woorden die mijn wereld deden instorten: borstkanker.
Paniek, angst en onzekerheid
Ik raakte volledig in paniek. Hyperventilerend lag ik in bed te huilen. Mijn man kwam direct naar huis van zijn werk. De angst was verlammend. Omdat het weekend was, was niemand bereikbaar in het ziekenhuis. In paniek belde ik de verloskundige en de gynaecoloog, want ik
had een medische zwangerschap. Zij konden uiteraard niets bevestigen, maar de gynaecoloog zei voorzichtig dat het er inderdaad niet goed uitzag. De verloskundige vroeg wat ik zelf dacht dat het was. Ik zei: Borstkanker. Het bleef stil aan de andere kant van de
lijn. Toen wist ik het zeker: ik heb echt kanker.
Maandag kregen we in het ziekenhuis de officiële diagnose: borstkanker, triple-positief, graad 3. Vanwege mijn zwangerschap werden we direct doorverwezen naar het Erasmus MC. Na een aanvullende punctie hoorden we daar dat de klieren in mijn oksel schoon waren en dat de baby tot 37 weken mocht blijven zitten. Als dat niet het geval was geweest, zouden ze hem direct moeten halen, zodat ik zo snel mogelijk kon beginnen met mijn behandelingen. Dit bood enige ruimte, maar die drie weken voelden eindeloos. De arts zei dat die weken, hoe hard
het ook klinkt, voor mijn behandeling weinig verschil zouden maken. Die boodschap kwam keihard binnen.
We vertelden bijna niemand wat er speelde. Ik voelde me vooral bang en schuldig tegenover de baby. Ondertussen zat ik bij de kapper pruiken te passen en kocht ik kleertjes in maat 44. Zo had ik me de laatste weken van mijn zwangerschap nooit voorgesteld. Ik voelde me
schuldig tegenover de kleine. Bang om hem zonder moeder achter te laten. Soms dacht ik: Had ik wel zwanger moeten worden? Ik verloor mijn moeder aan kanker. En nu had ik het zelf. Elke avond lag ik huilend in bed, piekerend over wat zou komen.
Een wonder te midden van chaos
Na een mislukte inleiding werd ons zoontje, Yusuf Hamza, op 22 augustus geboren via een keizersnede. Zijn komst bracht licht en hoop in een donkere periode. Tegelijkertijd werd voor onze omgeving duidelijk waarom hij eerder was geboren. De kaarten stroomden binnen, geboortekaartjes én steunbetuigingen. En veel bloemen en cadeautjes van alle lieve mensen om ons heen.
Mijn kraamtijd was intens en zwaar. Toch probeerden we te doen alsof alles normaal was, en te genieten van ons kleintje.
Behandeling en strijd
Een week na zijn geboorte kreeg ik een MRI. Toen hij drie weken oud was, begon mijn eerste chemokuur. Na de eerste kuur liet ik bij de kapper mijn haar weghalen, zodat ik het niet elke dag zou zien uitvallen en de plukken niet in mijn handen zou krijgen. Daar zat ik dan, met een baby van een paar weken oud, mijn haren af te scheren.
Ik kreeg in totaal negen kuren met chemo en immunotherapie, die steeds moesten worden aangepast vanwege mijn leverwaarden. Het was zwaar. Maar mijn zoontje gaf me de kracht om door te gaan. Elke keer als hij op mijn borst lag te slapen, voelde alles even goed. Dan vergat ik even alles. Als ik naar hem keek, kreeg ik telkens opnieuw de kracht om door te vechten.
Mijn man deed er ondertussen alles aan om mij te ontlasten en zorgde ervoor dat onze kleine niets tekortkwam. In deze strijd wordt de omgeving vaak vergeten, terwijl het voor hen ook allesbehalve makkelijk is.
Dubbel pech
Tegelijkertijd liep ik bij de genetica om te kijken of ik geen gendrager was. Mijn moeder én oma overleden aan kanker, weliswaar verschillende vormen, maar het bleef door mijn hoofd spoken: Dit kan geen toeval zijn. Wat als ik het heb doorgegeven aan mijn zoon? De uitslag van de placenta kregen we gelukkig al snel: schoon. Ook bleek uit genetisch
onderzoek dat mijn borstkanker niet erfelijk is. Ik ben geen drager van een kankergen. Opluchting, zeker. Maar het voelde ook onwerkelijk: zoveel pech, en tóch toeval? Geen
verband met de meningeoom, werd gezegd. Dubbel pech. Misschien weten we over een paar jaar meer. Ik mag altijd terugkomen, zeiden ze.
Eerste overwinning
Na zes kuren was de tumor niet meer zichtbaar op de MRI. Fantastisch nieuws, maar het voelde onwerkelijk. Ik durfde nauwelijks blij te zijn. Met hulp van mijn man en de maatschappelijk werkster in het ziekenhuis vond ik langzaam weer rust.
In april werd ik borstbesparend geopereerd. Ook mijn poortwachterklier en een extra klier werden verwijderd. Dat ik mijn zoontje tijdelijk niet kon tillen of knuffelen, brak me mentaal. Ik kon hem niet troosten als hij huilde. Gelukkig bracht de patholoog goed nieuws: volledige respons. Een enorme opluchting. Het gaf me net dat duwtje om verder te gaan.
Vooruitkijken
Ik krijg nu 15 bestralingen en start daarna een anti-hormoonbehandeling. De bijwerkingen kunnen pittig zijn, maar ik hoop op het beste. Ondertussen ben ik begonnen met revalideren en hoop ik mijn energie en kracht beetje bij beetje terug te krijgen. Mijn zoontje is inmiddels negen maanden oud en ik probeer zoveel mogelijk van hem te genieten. Het is tijd om voorzichtig het gewone leven weer op te pakken. Niet langer alleen ziek zijn, maar ook weer vrouw, moeder, dochter, zus, vriendin, collega en juf. En misschien wel het belangrijkste: opnieuw vertrouwen vinden in mijn lichaam, zodat ik er zo lang mogelijk voor de kleine kan zijn.
Hoe de toekomst eruitziet? Ik weet het niet. En misschien is dat maar goed ook. Wat ik wél weet: ik doe er alles aan om van de kleine dingen te genieten. En ben dankbaar voor elke dag dat ik er nog mag zijn. Ik hoop dat de kanker voorgoed wegblijft, de tijd zal het leren.